Financiering
3.1 Interne financiering
3.1.1 Kortlopende interne financiering (korter dan 1 jaar)
De Treasury voorziet in de financieringsbehoefte van de gemeente, die ontstaat uit het saldo op de bankrekeningen van de lopende uitgaven en inkomsten (exploitatie en investeringen).
3.1.2 Langlopende interne financiering (langer dan 1 jaar)
Voor de interne toerekening van de rentekosten over investeringen hanteert de gemeente het omslagsysteem. Dit houdt in dat over alle investeringen een gemiddelde rente wordt gerekend, de zogeheten omslagrente. Deze interne rente wordt aan het begin van elk jaar vastgesteld. Voor het begrotingsjaar 2023 is deze in de programmarekening bepaald op 0,5%. In 2023 is € 10,3 mln. aan rente toegerekend en verantwoord in de diverse beleidsprogramma’s. De gemiddelde betaalde rente over 2023 over het geleende geld is 1,51% en is exclusief de doorverstrekkingen aan derden op 1,44%.
Het onderstaande wettelijke renteschema geeft inzicht in de berekening van de omslagrente:
(bedragen x € 1.000) | |||
Renteschema | Jaarrekening 2023 | Begroting 2023 | |
A | Externe rentelasten over de korte en lange financiering | 24.261 | 24.190 |
B | Externe rentebaten over de korte en lange financiering | -33.043 | -24.681 |
C | Saldo rentelasten en rentebaten | -8.782 | -491 |
Rente grondexploitaties | -695 | -695 | |
Rente projectfinanciering | -2.123 | -1.972 | |
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | -11.600 | -3.158 | |
D1 | Toegerekende rente over eigen vermogen | 18.900 | 18.900 |
D2 | Toegerekende rente over vreemd vermogen | 2.437 | 2.437 |
E | Totaal toe te rekenen rente | 9.737 | 18.179 |
Toegerekende omslagrente | 10.306 | 21.552 | |
F | Renteresultaat | 569 | 3.373 |
Inzet renteresultaat aan algemene middelen | 569 | 3.373 |
De commissie BBV heeft in de notitie rente een landelijk voorgeschreven berekeningsmethode vastgesteld voor het bepalen van de interne rente. De gemeente is verplicht deze methode te gebruiken. In de berekening van de interne rekenrente wordt rekening gehouden met het werkelijke rentepercentage waartegen de gemeente geld op de markt leent en met de rentebaten die de gemeente ontvangt.
De markrente is de afgelopen tijd gestegen. De rentestijging werkt nog niet door in de rente die de gemeente betaalt. Dit komt omdat de gemeente in de afgelopen jaren de financieringsbehoefte middels forwards heeft afgedekt. Daarnaast heeft de gemeente nog voldoende geld in kas. De gemeente is verplicht dit geld in de rijksschatkist te storten (schatkistbankieren). Sinds oktober 2022 vergoedt het Rijk hierover rente. Bij het bepalen van de interne rente rekening dient de gemeente rekening te houden met deze renteontvangsten.
Door onder andere vertragingen in de uitgaven en renteverhogingen door de Europese Centrale Bank heeft de gemeente meer rente ontvangen dan verwacht. Het werkelijke interne rentepercentage komt hierdoor uit op 0,45% (9.737 mln./2,16 miljard boekwaarde activa). In de begroting is de interne rekenrente vastgesteld op 1%. Ten opzichte van het vastgestelde interne rentepercentage in de begroting geeft het werkelijke rentepercentage een verschil van 0,55%. De BBV geeft aan dat indien de interne rente meer afwijkt dan de maximale toegestane afwijking van een 0,5% de gemeente verplicht is om de interne rente na te calculeren. In de programmarekening is de interne rente naar beneden bijgesteld tot 0,5%.
Voor de gemeente als geheel is de bijstelling van de interne rente, behoudens een kleine weglek van € 0,1 mln., budgettair neutraal. Tegenover de lagere rentelasten voor investeringen op de programma’s, staat een even grote daling van de interne renteopbrengst bij het programma Financiën. De weglek kan worden opgevangen binnen het programma Financiën uit de (tijdelijke) extra rentebaat van de rekening courant Schatkistbankieren.
Tot slot is de toegerekende rente over het eigen vermogen conform staande afspraken betrokken bij de toevoeging aan de voorziening negatieve plannen en de dekking van de apparaatskosten van programma Stadsontwikkeling.
3.2 Externe financiering
3.2.1 Gecontracteerde langlopende leningenportefeuille opgenomen gelden
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het totale langlopend geleende bedrag sinds 2019, onderverdeeld in geleende bedragen voor eigen voorzieningen en geleende bedragen door verstrekt aan derden. De geleende bedragen en door verstrekt aan derden zijn met name voor Grondexploitatie Maatschappij Vroondaal C.V. en de St. Jacobusstichting (zie tabel verstrekte leningen aan derden per instelling).
(bedragen x €1 mln.) | ||||||
Ultimo | Totaal geleend | Gem. betaalde rente | Waarvan geleend voor eigen voorzieningen | Gem. betaalde rente | Waarvan geleend en doorverstrekt aan derden | Gem. betaalde rente |
2019 | 1.422 | 1,92% | 1.315 | 1,76% | 107 | 3,65% |
2020 | 1.334 | 1,98% | 1.227 | 1,84% | 107 | 3,63% |
2021 | 1.260 | 1,97% | 1.153 | 1,82% | 107 | 3,63% |
2022 | 1.437 | 1,77% | 1.380 | 1,65% | 57 | 3,61% |
Nieuwe leningen | 150 | 0,49% | 150 | 0,49% | 0 | 0,00% |
Reguliere aflossingen | -113 | 2,30% | -97 | 2,09% | -16 | 3,57% |
2023 | 1.474 | 1,51% | 1.433 | 1,44% | 41 | 3,59% |
Afloop van hoofdsommen
Ultimo 2023 heeft de gemeente € 1.437 mln. langlopend geleend tegen gemiddeld 1,51%. In 2023 werd per saldo € 113 mln. afgelost. In de jaren die daar opvolgen zijn de aflossingsbedragen; 2024 € 94 mln., 2025 € 119 mln., 2026 € 104 mln. 2027 € 104 mln. Deze bedragen zijn opgenomen in de gemeentebrede liquiditeitsprognose. Op basis van de meest recente liquiditeitsprognose is er geen directe noodzaak de rente- en aflossingsbedragen te herfinancieren.
3.2.2 Gecontracteerde langlopende leningenportefeuille uitgezette gelden
Bij het verstrekken van leningen en garanties stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij”-principe. De bestaande portefeuille verstrekte geldleningen heeft een aflopend karakter. De aflossingen hebben vooral betrekking op Grondexploitatie Maatschappij Vroondaal C.V. en de Personeelshypotheken.
(bedragen x € 1 mln.) | ||
Uitgezette gelden | Bedrag | Gem. rente |
Stand per 1 januari 2023 | 71,2 | 3,63% |
Nieuwe leningen | 0,0 | 0,00% |
Reguliere aflossingen | -17,8 | 3,55% |
Stand per 31 december 2023 | 53,4 | 3,62% |
(bedragen x € 1 mln.) | ||
Uitgezette gelden per instelling | Restant per 31/12/2023 | Restant per 31/12/2022 |
Grondexploitatie Maatschappij Vroondaal C.V. | 35,5 | 51,2 |
Starterspanden C.V. | 0,8 | 0,8 |
St. Jacobusstichting | 5,7 | 6,1 |
Stichting pand Hoefkade | 2,5 | 2,6 |
Personeelshypotheekportefeuille | 8,9 | 10,5 |
Totaal | 53,4 | 71,2 |
Ontwikkeling in Portefeuille uitgezette gelden
Op 21 november 2023 heeft op een door de gemeente verstrekte lening met een restant hoofdsom van € 45,5 mln. aan Grondexploitatiemaatschappij Vroondaal C.V. een vervroegde aflossing van € 10,0 mln. plaatsgevonden (zie ook onderdeel 3.2.1). Tevens heeft de gemeente de opgenomen lening bij de BNG Bank met een restant hoofdsom van € 45,5 mln. voor de financiering van Vroondaal ook met € 10,0 mln. vervroegd afgelost. De afkooprente die de gemeente moest betalen aan de bank voor het (gedeeltelijk) vervroegd aflossen was gelijk aan de afkooprente die Vroondaal moest betalen aan de gemeente (budgetneutraal).
Afloop van hoofdsommen
Ultimo 2023 heeft de gemeente € 53,4 mln. in totaal langlopend uitgeleend tegen 3,62%. In 2024 wordt € 6,0 mln. afgelost in 2025 € 5,1 mln., in 2026 € 6,0 mln. en in 2027 € 6,5 mln. Deze bedragen zijn opgenomen in de gemeente brede liquiditeitsprognose. Dat betekent dat de gemeente de komende jaren minder financiering aan derden heeft uitstaan (minder risico).
Voorziening langlopende uitgezette leningen
De gemeente heeft € 53,4 mln. aan langlopende leningen ingedeeld in risicogroepen.
(bedragen x € 1 mln.) | |
Uitgezette langlopende leningen per risicogroep | Restant per ultimo 2023 |
Met hypothecaire zekerheid | 52,6 |
Zonder zekerheid | 0,8 |
Totaal | 53,4 |
Jaarlijks wordt op basis van risico-inschatting van iedere individuele lening de voorziening voor langlopende leningen bepaald. Deze wordt onder meer berekend op basis van de Basel II-norm. Als er 100% zekerheden zijn gesteld wordt geen voorziening gevormd. Zo nodig worden op basis van risico-inschatting afwijkende percentages toegepast. Op basis van de huidige inzichten zijn de risico’s beperkt waardoor geen aanvullende maatregelen nodig zijn en geen voorziening is gevormd.
3.3 Lange financieringsbehoefte 2023 (langer dan één jaar)
De lange financieringsbehoefte is in theorie het verschil tussen de vaste activa van de balans (materiele en financiële vaste activa) en het lang vermogen aan de passiefzijde van de balans. De uitkomst geeft aan of er een financieringsbehoefte of een financieringsoverschot is op de langlopende financieringspositie. De financieringspositie ultimo 2023 is als volgt opgebouwd:
(bedragen x € 1 mln.) | ||
Saldo ultimo 2023 | Jaarrekening 2023 | Begroting |
Vaste activa: | ||
Verstrekte leningen voor gemeentelijke Investeringen | 2.224 | 2.425 |
Kapitaalverstrekking aan Verbonden partijen | 95 | 100 |
Uitgezette middelen | 202 | 210 |
Totaal vaste activa | 2.521 | 2.735 |
Beschikbare middelen: | ||
Reserves en voorzieningen | 1.375 | 1.163 |
Opgenomen leningen (zie paragraaf 1a) | 1.474 | 1.484 |
Totaal beschikbare middelen | 2.849 | 2.647 |
Financieringsoverschot/-behoefte | 328 | -88 |
Ultimo 2023 heeft de gemeente een (tijdelijk) liquiditeitsoverschot van € 709 mln. De uitgaven in 2023 bleven, net als in 2022, structureel achter bij de geprognosticeerde uitgaven. Bovendien waren de inkomsten in 2023 hoger dan verwacht door o.a. hogere uitkeringen Gemeentefonds en overige rijksbijdragen. Vanaf eind 2026/begin 2027 wordt verwacht dat er weer sprake zal zijn van een financieringsbehoefte.
Medio 2020 werd voor 2023 een stijging van de lange rente verwacht. Daarom heeft het college medio 2020 (RIS305846) voor de toen verwachte eigen financieringsbehoefte vier langlopende 20-jarige (lineaire) leningen, totaal € 650 mln., met uitgestelde storting (zogeheten forwards) afgesloten (zie ook 5.). Met het aantrekken van deze forwards is het uitgangspunt dat de langdurige kapitaalbehoefte wordt gefinancierd met langlopende leningen. Het financieringsoverschot van € 328 mln. maakt onderdeel uit van het (tijdelijk) liquiditeitsoverschot.